Interne traceerbaarheid
Bedrijven zijn wettelijk verplicht bij te houden van wie zij goederen hebben ontvangen en aan wie zij goederen hebben geleverd: één stap achteruit (wat komt er binnen?) en één stap vooruit (wat wordt er op de markt gebracht?) in de keten. Producten moeten kortom traceerbaar* zijn. Producenten zijn hierdoor in staat om snel op te treden en producten van de markt te halen, zodra blijkt dat niet wordt voldaan aan de hoge veiligheids- en kwaliteitseisen die gesteld worden.
Bedrijven kunnen naast deze wettelijke verplichting kiezen voor verdergaande tracering van ingrediënten en producten. Het gaat dan om zogenaamde ‘interne traceerbaarheid’: de weg die de verschillende grondstoffen binnen de levensmiddelenfabriek afleggen om uiteindelijk verwerkt te worden tot een eindproduct.
Producten mogen alleen op de markt gebracht worden, wanneer ze voldoen aan strenge veiligheidseisen. Elk bedrijf is zelf verantwoordelijk om te bepalen welke beheersmaatregelen genomen moeten worden om de voedselveiligheid te borgen. Interne traceerbaarheid kán daarbij als extra middel dienen, maar is geen doel op zich. In hoeverre een levensmiddelenfabrikant interne traceerbaarheid doorvoert, varieert per bedrijf en hangt onder andere af van de complexiteit van de productieprocessen en in welke mate er een één-op-één-link tussen de gebruikte grondstoffen en het eindproduct gelegd kan worden. De FNLI is daarom geen voorstander van verdergaande wetgeving op dit gebied.
Vaak dient interne traceerbaarheid niet zozeer de voedselveiligheid, maar kan het individuele bedrijfsrisico’s terugdringen. Doel is namelijk dat zo min mogelijk eindproducten teruggeroepen hoeven te worden, wanneer er sprake is van een ‘recall’. Hoe gedetailleerder de interne traceerbaarheid wordt ingericht, des te nauwkeuriger kan worden bepaald welke ‘batch’ grondstoffen in welk product is verwerkt en des te gerichter een eventuele terugroepactie uitgevoerd kan worden. Op die manier beperken bedrijven zowel eventuele verspilling van producten waar niets mis mee is als hun eigen financiële risico’s.
*Definitie Vo. (EG) 178/2002: “traceerbaarheid”: mogelijkheid om een levensmiddel, diervoeder, voedselproducerend dier of stof die bestemd is om in een levensmiddel of diervoeder te worden verwerkt of waarvan kan worden verwacht dat zij daarin worden verwerkt, door alle stadia van de productie, verwerking en distributie te traceren en te volgen.